In quarantaine
Met mijn liefje en mijn kat
Voel ik me veilig
In this quarantine
With my lover and my cat
I feel protected
#Quarantainehaikus #Quarantinehaikus
In quarantaine
Met mijn liefje en mijn kat
Voel ik me veilig
In this quarantine
With my lover and my cat
I feel protected
#Quarantainehaikus #Quarantinehaikus
Plaatje van internet, bron onbekend.
De afgelopen maanden wilde ik vaak een blog schrijven, maar het kwam er steeds niet van…
Er gebeurde genoeg, bijvoorbeeld in mijn werk als Schoolschrijver, waar ik eerder blogs over schreef.
Dit jaar was ik gekoppeld aan een internationale basisschool in Leiden en gaf ik voor het eerst les in een ISK (internationale schakelklas), aan kinderen die hier nog niet zo lang zijn en die Nederlands leren. Dat was spannend, omdat ik in het begin geen idee had hoe ik lessen creatief schrijven zou kunnen geven in zo’n gemengde groep kinderen van verschillende leeftijden en met verschillende moedertalen, die vaak nog maar heel basaal Nederlands kunnen. Ik ontdekte dat zo’n groep heel inspirerend is, juist door die diversiteit. De kinderen in een ISK delen allemaal het gevoel van onzekerheid, van het met vallen en opstaan leren van een nieuwe taal. Ze herkennen en erkennen de rijkdom van al die moedertalen die op de achtergrond mee-gonzen. Ik vond het heerlijk om die rijkdom te benadrukken, en samen te zoeken naar manieren om toch verhalen te verzinnen, of een klein gedichtje, of soms alleen maar woorden. Als ex-emigrante (ik heb rond mijn twintigste drie jaar in Frankrijk gewoond en gewerkt) kon ik goed begrijpen hoe zij zich voelen, wat betreft het leren van een nieuwe taal. Ik weet hoezeer taal is verbonden met de geschiedenis van een land, met cultuur, met humor, met je gedachten, met je gevoelsleven, met je positie in de maatschappij, met alles.
Er gebeurde nog iets spannends: ik ben teruggekeerd in het onderwijs, als docent Frans. Trouwe lezers van mijn blog weten dat ik een tijd geleden uit het onderwijs ben gestapt.
Ik had een zware start in mijn eerste baan, en nog een misser bij een andere school (met een niet goed functionerende sectie Frans en management dat me daarin liet zwemmen). Vervelende ervaringen die mij en mijn enthousiasme voor het docentschap hadden gesloopt. Nog los van de werkdruk en het gegeven dat onderwijs sowieso best pittig en intensief is. Toch bleef ik het lesgeven missen. In het najaar van 2019 behaalde ik mijn Masterdiploma en las ik overal berichten over het lerarentekort, en toen ging het knagen… als ik het nou tóch weer ‘s zou proberen? Door het schrijven van blogs en door de reacties die ik daarop kreeg, realiseerde ik me dat ik ook pech had gehad, en dat mijn beeld van het onderwijs en van mezelf als docent voor een groot deel werd bepaald door die rot-ervaringen. Ik wilde op zoek gaan naar positieve ervaringen, die me zouden kunnen helpen om er anders in te staan. Misschien zou ik zo alsnog mijn draai kunnen vinden, als docent…
In januari kon ik als vervangend docent Frans twee klassen overnemen op een gymnasium in Leiden, mede dankzij een prachtige aanbevelingsbrief van een oud-collega en sectiehoofd Frans (Teun, merci mille fois). Dat was een mooie kans om het weer voorzichtig te proberen. Ik kreeg een collega uit de sectie Frans toegewezen als coach, en zij was (en is) geweldig (Géraldine, merci mille fois). Ik mocht alles vragen, ze hielp me met praktische dingen en ze luisterde, betrokken. We hadden een vast koffie-moment na onze lessen, waarin ik haar om raad kon vragen en waarin we ervaringen uitwisselden. De andere collega’s, binnen en buiten de sectie Frans, waren ook aardig en behulpzaam. Geen kliekjesvorming in de docentenkamer, maar een open sfeer, waarin docenten en andere schoolcollega’s elkaar aanspreken. Ik voelde me er meteen bij horen, als nieuwkomer. Een concreet voorbeeld van behulpzaamheid: een collega-docente bood aan me te helpen toen ik vertelde dat ik even in een dip zat met mijn klassen. Ik sloeg haar aanbod af, het leek me beter om dit zelf op te lossen met de leerlingen. Maar tijdens het SO Frans liep ze toch even langs mijn lokaal en zocht oogcontact (alles oké?). Dat was zo fijn.
De dipjes en moeilijke momenten zijn er dus nog, zeker. Orde houden is niet mijn hobby, maar ik zoek niet meer geforceerd naar manieren om ‘de boel’ onder controle te houden en me strenger voor te doen dan ik ben. Ik probeer het nu meer op mijn eigen manier te doen, lief, en met een vleugje humor. Ik ben wel zo duidelijk mogelijk naar de leerlingen toe, en geef mijn grenzen aan. Verder richt ik me vooral op het contact met de leerlingen, met mijn klassen, en realiseer ik me dat het een kwestie is van lange adem. Als docent moet je langzaam het vertrouwen van je leerlingen winnen, en als je het goed aanpakt, lukt dat. Voor ervaren docenten zijn dit vast allemaal open deuren, maar ik moest die deuren toch zelf één voor één ontdekken en open doen. Daarbij valt het niet mee (ook voor ervaren docenten) om als vervanger midden in een schooljaar te starten en een band op te bouwen met je klassen. Toch begon dat aardig te lukken. Ik begon meer plezier en zelfvertrouwen te krijgen in het lesgeven. Ik begon te landen.
Daar zijn we nu…
Hier zijn we nu, ingehaald door de tijd en door het Coronavirus dat alles op z’n kop heeft gezet. Ook het onderwijs. Van de ene op de andere dag moesten wij – docenten, leerlingen en ouders – omschakelen naar onderwijs op afstand. De Schoolschrijver-lessen liggen helaas (tijdelijk) stil. De lessen Frans gaan door, op afstand. Gisteren gaf ik voor het eerst grammatica-uitleg via videoconference. Voor wie dit fenomeen niet kent: je geeft les via webcam aan een groep leerlingen die het op afstand kunnen volgen op hun telefoon of computer. Ik heb de passé composé uitgelegd met een powerpoint die de leerlingen ook konden zien. Het is verdomde lastig om zo les te geven, omdat je de gezichten en lichaamstaal van de leerlingen niet ziet en niet weet of de boodschap aankomt. Het voelt kil en kaal, heel onpersoonlijk. Het is stukken minder leuk. Er worden minder grapjes gemaakt en de communicatie is traag, omdat je om de beurt moet praten (zoals bij een walkie talkie). Het is behelpen, onderwijs op afstand. En toch kun je ook daarin kleine geluksmomenten vinden…
Zoals gisterochtend, toen ik na mijn uitleg van de passé composé aan de leerling bovenaan het lijstje vroeg of ze het had kunnen volgen. Ze zei ‘ja’, kwam in beeld (ook achter haar webcam) en liet haar schrift zien… ze had aantekeningen gemaakt! Niet alle leerlingen zullen dit hebben gedaan, maar u begrijpt dat ik even zielsgelukkig was.
We weten niet hoe dit verder gaat… met Corona… en met mij, als docent (stukken onbelangrijker, maar toch ook belangrijk).
De schrijver in mij hoopt op een Deus ex machina, op een Happy End.
En de docent in mij hoopt dat ook.
Over schrijven gesproken, daarover binnenkort meer…
Ik hoor u denken: ja ja, dat kennen we, beloftes, maar bloggen, ho maar!
Ik beloof dus niks. Als u belooft de moed erin te houden.
Dat lijkt me een goede deal.
Het nieuwe jaar is begonnen: 2020.
Gisteren, op Oudjaarsdag, heb ik mijn agenda (een ouderwetse van papier en karton) erbij gepakt om te zien wat er het afgelopen jaar was gebeurd. Eigenlijk hou ik niet van lijstjes opschrijven, maar het heeft toch wel iets om het te doen. Je vergeet een heleboel, wat vaak een voordeel is, maar soms ook jammer. Het is meditatief om terug te kijken, om daar de tijd voor te nemen.
Conclusie, na mijn lijstje: er is veel gebeurd het afgelopen jaar.
Dit klinkt misschien wat cynisch, maar ik meen het: aangezien er niemand in mijn directe omgeving doodging was het alleen al om die reden een goed jaar.
Voor mij was 2019 sowieso best een mooi jaar.
Ik wil lezers van mijn blog niet vermoeien met gezondheidsperikelen en huishoudelijk gedoe, daarom speciaal voor jullie wat hoogtepunten die te maken hebben met schrijven, leesbevordering en lesgeven:
– Het eerste halfjaar was ik Schoolschrijver bij twee basisscholen in Leiden en Den Haag, een intensieve en mooie ervaring (lees mijn eerdere blogs over De Schoolschrijver);
– Ik volgde een training Filosoferen met kinderen en jongeren (geen idee of ik hiermee verder ga, maar inspirerend was het zeker);
– Op 23 maart ontmoette ik Michel Houellebecq, de beroemde Franse schrijver, literaire held en onderwerp van mijn scriptie, en praatte een tijdje met hem (als je wilt weten waarover, lees dan het blog dat ik hierover schreef);
– Ik schreef mijn Thesis (over boeken van Houellebecq en Macron, verbanden tussen politiek en literatuur, en de macht van taal), behaalde mijn masterdiploma, en mocht mijn handtekening in het Zweetkamertje zetten;
– Tijdens de Kinderboekenweek ging ik op schoolbezoek bij een aantal scholen, met een mooi programma (al zeg ik het zelf) over reizen en lezen;
– Ik werd voor het eerst gevraagd om les 4 van de Schoolschrijver-maand te geven op een aantal scholen (lees hier wat dat programma inhoudt);
– Max maakt een vriend werd genomineerd voor de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury 2019-2020 (lees het blog dat ik hierover schreef);
– Ik schreef de tekst voor een nieuw prentenboek met Kristof Devos, waar ik me erg op verheug en dat in 2020 zal verschijnen (Kristof deelt regelmatig berichten over dit work-in-progress op facebook en instagram, mocht je het willen volgen);
– Aan het einde van het jaar solliciteerde ik op een kleine vacature voor een vervangend docent Frans, omdat ik het Frans (door)geven aan pubers toch niet kan loslaten (het is nog niet zeker of dit doorgaat, daarover binnenkort wellicht meer).
Los van schrijven en lesgeven, maar met alles verbonden: in maart liep ik de klimaatmars in Amsterdam, met velen, in de regen. Niet leuk, maar het gevoel van urgentie en saamhorigheid was mooi. Andere klimaatmarsen en de stakingen en protesten in het onderwijs volgde en steunde ik, en zal ik blijven volgen en steunen, samen met velen.
Het lijstje is al behoorlijk lang, maar één van de leukste dingen staat er nog niet op…
In augustus zag ik een oproep op facebook (‘Een fijn huis gezocht voor deze stoere Panter!’) met deze foto en raakte op slag verliefd:
Nu woont dit katertje (inmiddels bijna zes maanden oud en 3,7 kilo schoon aan de haak) al een tijd bij ons en zijn we honderden foto’s en knuffels verder.
Aangezien veel schrijvers katten hebben is dit belangrijk nieuws!
En het is fijn om tijdens schoolbezoeken kinderlijk blij te kunnen antwoorden op de aloude vraag: ‘Heb je een huisdier?’
Nu hou ik op met mijn lijstje.
Hopelijk hebben jullie ook fijne lijstjes van afgelopen jaar.
Als ze minder fijn of ronduit klote zijn wens ik jullie veel sterkte, liefde en zachtheid.
Voor 2020 wens ik alle lezers van mijn blog veel knuffels en kinderlijk blije momenten.
PS: Mocht je kinderlijk blij worden van kattenfoto’s, volg me op instagram. :-)
PS: Ouders en leraren, rechtsonder op de homepage van deze site vind je links naar sites met info over kinderboeken. Laat je inspireren! :-)
Leraren, kijk ook bij ‘Voor kinderen’, daar vind je veel dingen die je in lessen over lezen en creatief schrijven (stellen) kunt gebruiken.
Tijdens het opruimen kwam ik een briefje tegen uit februari 2016. Een met de hand geschreven ‘spiekbriefje’ voor mezelf, om te onthouden wat ik tegen mijn teamchef wilde zeggen tijdens een moeilijk gesprek. Ik was docent Frans, het was mijn eerste baan, en ik liep vast. Zo begint het briefje ook: ‘Ik loop vast’. Met andere woorden: ‘Ik kan niet meer, help me!’ Dit was niet het eerste gesprek dat ik met hem – de teamchef – had. Een paar maanden eerder had ik al om hulp gevraagd, maar hij vond hulp geen goed idee, en zei dat ik even moest ‘doorbijten’. Het gevolg: ik liep alsnog vast, voelde me niet gesteund en heb als starter zo’n slechte start gemaakt dat ik -mede daardoor- het onderwijs heb verlaten.
Wat ging er mis? Ik begon vol goede moed met een parttime contract (0,6 fte) als docent Frans op een grote school, en kreeg zes onderbouwklassen. Van die zes klassen bleken er drie problematisch: een mavo-brugklas met 30 (!) kinderen, waarvan een groot deel met leer- of gedragsproblemen en/of heftige thuissituaties (rugzakjes die van de docenten en mentor veel extra aandacht en tijd vroegen, en die het lesgeven bemoeilijkten), een 2-mavoklas die bekend stond als ‘pittig’ en waarvoor een programma op maat (lik-op-stukbeleid) werd bedacht met extra workshops en sessies voor het hele docententeam, en een drukke 3-havoklas die het jaar ervoor amper Frans had gehad (hun toenmalige docente kon geen orde houden) en daardoor een enorme achterstand had opgelopen. Daarbij had ik een 2-mavoklas die een laptopklas bleek te zijn (zo ontdekte ik op mijn eerste werkdag, niemand had me ingelicht) en waarvoor ik een aangepast programma moest aanbieden, zonder dat ik daar ervaring in had. Eigenlijk had ik dus maar twee klassen waar ik ‘gewoon’ Frans kon geven. De andere klassen waren zó pittig dat ik vastliep.
In mijn persoonlijke leven had ik het toevallig ook zwaar in die periode: mijn moeder was ziek, ze had kanker, werd in dat schooljaar meerdere keren geopereerd en bestraald, kreeg chemokuren en is in mei overleden. Mijn collega’s en leidinggevenden waren van deze situatie op de hoogte, maar ook daarmee is niet bijzonder veel rekening gehouden. Nee, ik moest ‘flink zijn’, op mijn tanden bijten en die moeilijke klassen ‘eronder’ zien te krijgen, want daar zou ik als docent sterker van worden.
Natuurlijk werd ik er niet sterker van. Juist niet. Ik had hulp nodig, concrete hulp, maar die kreeg ik niet. Ik raakte overspannen, moest me ziek melden en werd heen en weer gestuurd tussen arbo-arts en huisarts, wat alles alleen maar verergerde. Ik loste het uiteindelijk zelf op door deeltijdontslag te nemen en zo snel mogelijk toch weer voor de klas te gaan staan. Een oplossing die de school goed uitkwam, want het kostte niks, en een collega die graag meer uren wilde nam klassen over (een oplossing die ik eerder had aangedragen en die nu wel mogelijk bleek). Voor mij was dit een goed besluit, omdat ik het schooljaar nog heb kunnen afmaken met drie van de zes klassen, die ik op een goede manier naar hun eindtoetsen heb kunnen begeleiden. Daarna werd mijn jaarcontract uiteraard niet verlengd, want ik had gefaald. Dat is de officiële lezing. Maar eigenlijk faalde het management, dat me liet verzuipen.
Waarom vertel ik dit? Waarom bloggen over zo’n persoonlijk en somber onderwijs-verhaal? Dat doe ik omdat er waarschijnlijk meer leraren in zo’n beroerde situatie zitten. Leraren die met lood in hun schoenen hulp moeten vragen (zich er misschien voor schamen?), en vervolgens niet of nauwelijks steun krijgen van collega’s en leidinggevenden. Leraren die door zo’n (vaak tijdelijke) benauwde situatie geen contractverlenging krijgen, maar wel een flinke deuk in hun zelfvertrouwen. Ik vermoed dat veel leraren op deze manier het onderwijs verlaten, domweg omdat ze niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. Ik had met hulp en steun van het management een heel andere start gemaakt, dat is zeker. Wellicht was ik dan niet meteen vastgelopen, en had ik mijn draai kunnen vinden als docent.
Los van dit persoonlijke verhaal is er veel mis in het onderwijs, structureel. Op mijn ‘spiekbriefje’ (hieronder) staan dingen die ik de afgelopen jaren vaak heb gehoord en gelezen, en die veel leraren waarschijnlijk herkennen. Het zijn structurele problemen, waarvoor structurele oplossingen moeten komen. En, zoals leidinggevenden op scholen moeten luisteren naar leraren die om hulp vragen, zo moeten de ministers en de politiek luisteren naar de leraren die vandaag staken, en die al heel lang om hulp roepen. Als er nu niet wordt geluisterd en er niet genoeg wordt gedaan (structureel!), dan zullen nog meer leraren het onderwijs verlaten. Want zo eindigde mijn spiekbriefje, als er geen oplossing zou komen was dit de enige uitweg: ‘Ik ga op zoek naar een baan (al of niet in het onderwijs) die beter bij me past en minder stressvol is.’ Nu, ruim drie jaar na dat briefje, werk ik niet meer als docent Frans, terwijl ik bevoegd ben en er een tekort is aan docenten Frans.
Succes, leraren! Blijf roepen en staken, tot er eindelijk iets verandert.
Tot er wordt geluisterd.
Spiekbriefje voor gesprek met teamchef, 2016.
( lln = leerlingen, pw’s = proefwerken)
Een week geleden eindigde de Kinderboekenweek 2019, die officieel duurde van 2 tot en met 13 oktober, maar bij mij al iets eerder begon en iets later ophield.
Ik heb een aantal basisscholen mogen bezoeken via De Schrijverscentrale en De Schoolschrijver, twee organisaties die me lief zijn en die – samen met weer andere organisaties, zoals Stichting Lezen en de Bibliotheek – werken aan leesbevordering, op scholen in heel Nederland. Dit klinkt vrij droog, maar die schoolbezoeken van schrijvers en illustratoren werken echt goed! De scholen die ik heb bezocht maakten flink werk van de Kinderboekenweek en van leesbevordering, onder meer door de school en de aula uitbundig te versieren in de sfeer van het thema, door activiteiten te organiseren rond lezen en schrijven, en door schrijvers uit te nodigen op school.
Ik hoorde van meerdere leerkrachten dat de kinderen enorm uitkijken naar zo’n bezoek. Een juf vertelde dat een meisje op de dag van mijn komst had verzucht dat ze zich er die ochtend voor het eerst echt op had verheugd om naar school te gaan. Een andere leerkracht vertelde dat een meisje uit groep 7 de avond voor mijn komst tot na twaalf uur ‘s nachts had zitten schrijven, maar dat ze (van de opwinding?) haar schrift was vergeten mee te nemen. Op de Nutsschool Bezuidenhout in Den Haag hadden de kinderen prachtige posters gemaakt, met daarop allerlei vragen die ze me wilden stellen (zie foto).
Tijdens mijn schoolbezoeken merk ik dat zo’n bezoek veel impact heeft, en dat er in een uur relatief veel gebeurt voor de kinderen. Het is voor hen bijzonder om een schrijver te ontmoeten, en vragen te kunnen stellen over hoe hij/zij te werk gaat (en als het kan ook over zijn/haar privéleven, want kinderen zijn net zo nieuwsgierig als grote mensen). In het begin had ik de neiging het belang van mijn schoolbezoeken te bagatelliseren, ook omdat ik (nog) geen beroemde kinderboekenschrijver ben. Maar ik ben steeds meer doordrongen van het belang van zo’n bezoek. Voor kinderen die graag lezen is het magisch om een échte schrijver te ontmoeten, en voor kinderen die niet graag lezen eigenlijk ook… vooral als die schrijver vertelt dat schrijven helemaal niet zo makkelijk is… en lezen ook niet.
Het thema van deze Kinderboekenweek – Reis mee – kon ik goed gebruiken, door mijn bezoek te openen met de stelling: Lezen is reizen in je hoofd. Dat leverde meteen interessante gesprekken op, in alle klassen, van groep 4 tot en met 8. Heel mooi om kinderen te horen verwoorden wat lezen voor hen betekent, en hoe ze dat ‘reizen in je hoofd’ ervaren. Een mooi aanknopingspunt om ook kinderen aan het woord te laten voor wie lezen absoluut niet voelt als reizen, en die lezen vooral moeilijk of vervelend vinden.
Er zijn altijd bijzondere momenten tijdens die schoolbezoeken… zoals de leerkrachten (in dit geval twee meesters) die hun vinger opstaken en toegaven dat ze lezen ook best moeilijk vonden, dat ze sommige boeken saai vonden, of de zinnen te lang en te ingewikkeld. Dit soort inbreng van leerkrachten is goud waard!
De mooiste dingen gebeuren als de kinderen zelf gaan schrijven, aan het eind van mijn les. Na de schrijfoefening vraag ik soms of er kinderen zijn die door mijn les het schrijven opeens leuker zijn gaan vinden, en zichzelf als het ware opnieuw hebben ontdekt. Er zijn altijd kinderen die dat beamen en dan duidelijk naar voren stappen om hun verhaal voor te lezen. Zoals het meisje dat schreef over een wereldreis met vriendinnen en paarden, en over hoe ze in rengalop reden… een verhaal over durf, avontuur en vrijheid.
Tijdens de schrijfoefening ontstaat er vaak in korte tijd een soort magische sfeer, waar de kinderen en de leerkrachten zelf een beetje van staan te kijken. Als dat gebeurt, benoem ik het altijd: ‘Jullie zitten in de schrijfflow… voelen jullie dat? Lekker hè?!’
Om ze daarna dan heel bruut uit die flow te halen (ook leuk om te doen, haha).
In diezelfde schrijfoefening schrijven de meeste kinderen wel iets, en sommige kinderen schrijven in een paar minuten zelfs hele lappen tekst. Ook dat benoem ik altijd: ‘Wat jullie nu doen is heel knap… ik zou het niet kunnen, op commando.’
Zo’n compliment levert trotse gezichten op, heel goed voor hun zelfvertrouwen, en zo leuk om te doen! En ik meen het, ik vond dat soort schrijfoefeningen zelf vaak hondsmoeilijk, bijvoorbeeld tijdens de schrijfcursussen die ik volgde. Maar ze leveren ook mooie dingen op. Wolfje is uit zo’n schrijfoefening ontstaan. Dus wie weet…
Sommige kinderen pikken meteen op wat je zegt, en schrijven de mooiste verhalen.
Zo verraste een meisje uit groep 6 ons (haar klasgenoten, de meester en mij) met een verhaal over een sleutel. Er gebeurde eigenlijk weinig in haar verhaal. Ze beschreef het sleutelgat van een kerkje in Italië, het kiezelpad dat naar de deur van het kerkje leidde, hoe ze de sleutel in het sleutelgat stak en de deur opende… en ze deed dat zó spannend, dat we onze adem inhielden. Ze nam ons mee in haar verhaal, we zagen het voor ons, en we ademden met haar mee toen ze het voorlas. Ontzettend knap! Ik denk dat dit meisje later schrijfster wordt. Nee, ze is het al.
Net als de twee meisjes die na de les naar me toekwamen en enthousiast vertelden dat ze samen een boek wilden maken over hun katten. Ze konden allebei goed schrijven en tekenen, en lieten me vol zelfvertrouwen hun tekeningen aan de muur zien.
‘Hoeveel kost een boek gemiddeld?’, vroegen ze me. Na wat uitleg dribbelden ze weg, om even later weer terug te komen, lichtelijk opgewonden, ze waren eruit:
‘Ons boek gaat 11,50 kosten!’
Want hun boek moest vooral niet al te duur zijn.
Ze gloeiden van trots toen ik ze aanmoedigde.
Op een school in Delft, waar ik lessen gaf in verband met de Schoolschrijver-maand, werd ik verrast door de kinderen van een zogenaamd taalzwakke school die na drie digibordlessen in mijn live-les vol zelfvertrouwen de termen fictie en non fictie gebruikten. De juf van groep 4 had voor mijn komst aangegeven dat dit programma – Echt waar? – toch wat moeilijk was voor haar kinderen, en dat klopte wel. Maar toch… toen ik in haar groep een verhaaltje voorlas zei een jochie, comfortabel onderuitgezakt en leunend op één arm: ‘Dat is fictie!’ En dat klopte, het was hartstikke fictie.
De Kinderboekenweek is voorbij, maar ik hoop dat ik de komende tijd nog veel uitnodigingen krijg voor schoolbezoeken… want ik wil nog op reis met de kinderen.
Mijn koffers staan klaar, dus boek me maar, hier of hier.
Eén vraag op de posters zal ik nog wat uitgebreider beantwoorden, in een volgend blog: Hoe word je schrijver? Dat vind ik een mooie vraag, die vaak moeilijk kort te beantwoorden is. Binnenkort dus meer hierover…
Gisteren kreeg ik bericht dat ons boek Max maakt een vriend is genomineerd voor de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen 2019-2020.
Dat is geweldig nieuws!
Ten eerste omdat ons boek is gekozen en genomineerd door een team van nominatielezers, en dat zijn mensen die veel kinderboeken lezen. Het is een eer om door hen gekozen te worden.
Ten tweede: de KJV is de grootste leesjury van Vlaanderen voor kinderen en jongeren tussen 4 en 16 jaar, en is de afgelopen tijd flink gegroeid.
Dat betekent dat ons boek het komend schooljaar door veel kinderen en begeleiders zal worden (voor)gelezen en besproken.
En dat is toch waar je het als schrijver en illustrator voor doet… je hoopt dat je boek zoveel mogelijk kinderen gaat bereiken.
De juryleden van de KJV kunnen reacties plaatsen op de site en stemmen op hun favoriete boeken, zodat er uiteindelijk per leeftijdsgroep een winnaar wordt gekozen.
Max maakt een vriend is samen met zeven andere boeken (zie foto) genomineerd in groep 1, voor kinderen tot 6 jaar.
De volledige lijst kun je hier downloaden, op de site van de KJV. Daar vind je de komende tijd meer informatie over de boeken en over de jury.
Ik hoop dat de kinderen, leerkrachten en begeleiders veel plezier zullen beleven aan ons boek, en aan de andere boeken.
En stiekem hoop ik alvast dat alle kinderen die stemmen Max op nummer 1 zetten…
Dat zien we later. In mei 2020 worden de winnaars bekend gemaakt.
Foto: Iedereen leest (zie facebookpagina)
Weer mooie gastlessen vandaag, dit keer bij mijn tweede Schoolschrijver-school, de De la Reyschool in Den Haag. En twee schrijfworkshops: haiku schrijven en dialoog schrijven.
De kinderen van groep 4 en 5 hadden bérgen vragen voorbereid. De mooiste/grappigste:
– Hoeveel mensen denkt u dat uw boek kennen?
– Hoeveel boeken maakt u per jaar?
– Heeft u zelf zo’n boekdrukmachine?
– Heeft u een baas?
De haiku-les met kinderen uit groep 6 en 7 duurde uiteindelijk best wel kort, doordat het lang duurde voor iedereen eindelijk bij mij was, en een pen had, en zat. Maar na mijn uitleg en nadat ik wat haiku’s had voorgelezen, gingen de kinderen als een speer (of: als speren?) en schreven in korte tijd een heleboel haiku’s. Allemaal anders, sommige grappig, andere serieus. Van vijf haiku’s heb ik foto’s gemaakt, en ik mocht ze hier publiceren. Met dank aan de schrijvers: Levi, Robin, Jip, Cas en Ava.
Lezers van mijn blog, laat in reacties hieronder weten welke haiku je het mooist vindt, en waarom (ik post alleen aardige, zinvolle reacties). Dat vinden de kinderen vast leuk. Hopelijk blijven ze haiku’s schrijven…
Facebookvriend W. deelde dit blog van zijn vrouw, Suzanne Brink:
Echte vrouwen krijgen een kind
Een sterk en mooi verhaal, waarin ik veel herkende. Niet de IVF en ook niet de enorme liefde voor honden (geef mij maar katten), maar wel bijna al het andere.
Ik durf bijvoorbeeld amper een baby op schoot te nemen, bang dat iemand roept: ‘Oooh, dat staat je goed!’, met alle implicaties en gevolgen van dien (ongemak, blozen, niet meer van het moment kunnen genieten, terwijl ik ook wel ‘s gewoon leuk een baby wil vasthouden).
Het ergste is wat dat betreft gelukkig voorbij, maar het kan nog steeds gebeuren.
Ook al ben ik inmiddels niet meer verdrietig en eigenlijk vaak blij en opgelucht dat ik geen kinderen heb (want jezus waar gaat de wereld naartoe, en oefff wat ben ik blij dat ik niet in de cliché-molen terecht ben gekomen van moeders op het schoolplein, kinderfeestjesconcurrentie, bergen was, lege nestsyndroom, en noem de ellende maar op), toch kunnen dit soort ongemakkelijke situaties nog steeds voorkomen.
Zelfs tijdens schoolbezoeken, als kinderen vragen of ik kinderen heb.
Die vraag wordt minder vaak gesteld… misschien straal ik het uit, dat ik gewoon vrouw ben, mens. En als ik antwoord op die vraag klinkt dat ook steeds normaler. Soms zeg ik: Nee, ik heb geen kinderen, jullie zijn nu even mijn kinderen. Vinden ze leuk.
Hopelijk kan ik ook een voorbeeld zijn, voor jongens en meiden die geen kinderen kunnen of willen krijgen.
En hopelijk hoeven wij dat allemaal steeds minder stiekem te doen.
Doordat W. bij het bericht zei dat het ook zijn verhaal was, vroeg ik me eigenlijk voor het eerst af hoe mannen dit beleven. Een onvervulde kinderwens, een kinderloos of kindervrij leven, hoe je het ook noemen wilt en hoe je er ook komt…
Ik zie steeds meer blogs en boeken van vrouwen die hierover schrijven, wat heel fijn is, en belangrijk.
Maar hoe zit het met jullie, mannen? Schrijf erover. Ik wil het graag lezen.