Lievelingswoord

Vandaag heb ik de kinderen van mijn groepen 5/6 verteld hoe een boek wordt gemaakt, wie er allemaal aan meewerken, en wat er met een boek gebeurt als het af is. Ik vroeg nogal wat van hun concentratievermogen, met een hele rij (soms best moeilijke) woorden: manuscript, typoscript, gepubliceerd, uitgever, redacteur, illustrator, grafisch vormgever, corrector, drukker, publiciteitsmedewerker, vertegenwoordiger en boekverkoper. Maar ze hebben het met glans doorstaan, de dappere dodo’s.

Gelukkig had ik ook wat foto’s en spullen bij me, om het levendiger te maken, en vooral echter. Wat indruk maakte was mijn manuscript (eigenlijk typoscript) van Wolfje: een dik pak papier, met daarin de rode pen van mijn redacteur. Strepen, doorhalingen, opmerkingen, vragen in de kantlijn, tekstcorrecties en -suggesties, maar ook [HA] waar ze hardop had gelachen. De eerste pagina was behoorlijk rood, de kinderen bekeken het met grote ogen. ‘En dit is nog maar de eerste pagina!’ zei ik, wijzend op het dikke pak papier.
Nóg grotere ogen, veel ah’s en oh’s, diep respect van de kinderen.

Hopelijk heb ik ze iets geleerd dat ze nóóit meer vergeten. En misschien kijken ze nu anders naar de boeken die ze lezen, die ze in hun handen houden. Want terwijl ik het stond te vertellen dacht ik: Wauw, wat een werk eigenlijk, zo’n boek. Wat mooi dat er zoveel moeite in wordt gestoken.

Na mijn (veel te lange) spreekbeurt over het maken van een boek, ben ik met ze teruggegaan naar de basis. Naar letters, naar woorden, naar taal. Naar hoe bijzonder het is dat ze hebben leren lezen en schrijven, en dat dat best nog kort geleden is.
Ik zei: ‘Doe je ogen dicht en denk terug aan toen je leerde schrijven op school. Wat waren de eerste woorden die je leerde?’
Daarna maakten ze een tekening van hun lievelingswoord, waarbij ze moesten proberen de letters en de tekening met elkaar te ‘mengen’, bijvoorbeeld, bij het woord SLANG kun je een slang maken met de letters, en bij het woord VUUR kun je proberen ‘vurige’ letters te maken. Prachtige dingen kwamen daar uit. Jammer genoeg ben ik vergeten foto’s te maken… Maar ik kan wel wat lievelingswoorden van de kinderen delen. Hier komen ze:

eenhoorn (en unicorn, in een andere groep)
flamingo
papegaai
bal (van een jongen die nog goed wist dat dit het eerste woord was dat hij leerde)
vuur
roos
vis
PowerPoint (van een meisje dat een goed cijfer haalde voor een spreekbeurt met PP)
huis
bloem
illustrator (van een meisje dat goed had opgelet)
hamburger
patat
hotdog (van een jongen die ‘hamburger’ had gejat, en daarna zelf iets verzon)
pauw
wolk
ijs
zakgeld (van een jongen die van geld hield en graag 500 euro zakgeld wilde)
straks
pizza
precies (van een meisje dat eerst ‘presies’ schreef, het daarna verbeterde, en dus heel precies met het woord precies bezig was)

 

 

Posted in Over boeken, Over De Schoolschrijver, Over onderwijs en lesgeven | Tagged , , , , , | Leave a comment

Waargebeurde fantasie

De Schoolschrijver Helen Parkhurst Den Haag leesbevordering leesplezier creatief schrijven voor kinderen taalsterk basisschool kinderboekenschrijversGisteren ben ik ingehuldigd als Schoolschrijver.
Als WAT?
Als Schoolschrijver.
Kijk hier maar wat dat is…

Eerder beloofde ik dat ik nog zou vertellen wat ik ging doen, nadat ik mijn baan als docent Frans had opgezegd.
Dit dus: ik ben nu Schoolschrijver.
Een ‘baan’ die heel goed bij me past, en waar ik al heel lang stiekem op hoopte. Jaren geleden had ik bij de bedenkster van De Schoolschrijver een balletje opgegooid, en afgelopen najaar werd ik opeens gevraagd. Precies op het goede moment.

Gisteren ben ik officieel begonnen, bij Helen Parkhurst, een dalton-basisschool in Den Haag. Het was grappig en feestelijk, die inhuldiging. Ik werd binnengehaald als een soort Sinterklaas, met een speech van de directeur, met geroep en gejuich en confetti, met kinderen die gedichten voorlazen en met het omhangen van de Schoolschrijver-sjerp. Daarna ging ik met ‘mijn’ kinderen uit drie groepen 5 en 5/6 aan de slag, in het bijzijn van hun meester en juffen.

Mijn eerste dag als Schoolschrijver was heel intens, want door het onderwerp van mijn boeken (de dood) gingen de gesprekken al gauw de diepte in. Een juf had er al met de kinderen uit haar groep over gepraat, en stelde mij de vraag: Waarom gaan jouw boeken over de dood? Haar opa was een paar dagen daarvoor overleden, en het onderwerp hield de kinderen ook bezig. Zo ontstond er een gesprek, en ik vond de rol van de juf hierin heel mooi. Betrokken en niet bang voor lastige onderwerpen. Speels ook, want even later kwam ze met een gordijn aanzetten: ‘Zullen we dit gebruiken als kleedje, voor het bedelverhaal?’

Dat kleedje had te maken met mijn boek Wolfje, en met de eerste opdracht die ik de kinderen gaf: Schrijf een zielig bedelverhaal (fantasie en/of waargebeurd). Ik had die opdracht uitgebreid ingeleid, en hij leverde in elke groep een paar heftige verhalen op, van kinderen die duidelijk hadden gekozen voor ‘waargebeurd’. Ik liet alle kinderen hun verhaal voorlezen, voor de groep. De spanning was af en toe te snijden, dan hielden we onze adem in. Sommige kinderen moesten huilen na het voorlezen, die werden uitgebreid getroost en geprezen voor hun moed. Sommige kinderen maakten ons aan het lachen, met een grappig verhaal of een onverwachte wending. Sommige kinderen hadden een hele lap tekst, anderen maar één zin. Het was allemaal goed.

Toen ik thuis alles aan mijn vriend vertelde, zei hij: ‘Bravo, je hebt een slagveld aangericht, meteen op je eerste dag!’ Daar had hij wel een beetje gelijk in…
Toch was het mooi, door hoe de kinderen op elkaar reageerden. Het was mooi dat àlles er was, lichte en zware verhalen, fantasie en werkelijkheid, naast en door elkaar.
Het was meteen een betekenisvolle les in wat een schrijver doet: fantasie èn eigen ervaringen gebruiken, soms ook verdrietige…
We zijn dus goed begonnen.

Nog een laatste anekdote, te mooi om niet te vertellen. In één groep gaf ik een voorbeeld, van hoe je een verzonnen verhaal nóg zieliger kunt maken door flink te overdrijven. ‘Bijvoorbeeld door te schrijven over iemand die maar één arm en één been heeft’, zei ik jolig. Stak een jongen zijn vinger op, met grote ogen. Bleek dat zijn oma maar één arm en één been had… in het echt! We moesten er allebei een beetje zenuwachtig om lachen. Fantasie kan zomaar waargebeurd zijn.
Daarna schreef hij een bedelverhaal, over zijn oma.

 

 

Posted in Nieuws, Over De Schoolschrijver, Over onderwijs en lesgeven | Tagged , , , , | Leave a comment

Blauwe maandag

De regen doet echt z’n best om er een klotedag van te maken, maar ik heb mijn blue mondays al begin januari afgehandeld. Heel eigenwijs niet op maandag, uitgesmeerd over meerdere dagen en ont-zet-tend donkerblue.
Dus eh… laat me niet lachen. Met je grijze lucht en je kletterdekletter.
(Oké, het scheelt dat ik niet per se naar buiten hoef. Maar ik ga evengoed straks fluitend boodschappen doen.)

Wat ik ook heb ontdekt: opluchting is een soort natuurlijke drug waar je flink high van kan worden. Hopelijk blijft dat nog lang doorwerken.

Ook high worden?
Stop (indien mogelijk) met iets wat je steeds maar stress oplevert.
Succes gegarandeerd.

Posted in Persoonlijke berichten | Leave a comment

Joyeux Noël et Bonne Année!

Gisteren was mijn laatste dag op school en heb ik afscheid genomen van leerlingen en collega’s.

In mijn laatste lessen heb ik mijn klassen gevraagd om kerstkaarten te maken voor hun docenten. De opdracht: er moet in elk geval ‘Joyeux Noël et Bonne Année’ op staan -want het moet natuurlijk wèl een Frans tintje hebben- en zet er iets liefs op, iets persoonlijks, over wat een docent voor je heeft gedaan of betekend, of geef een mooi compliment. (Degenen die het vorige blog hebben gelezen begrijpen waarom ik dit vroeg.)

De leerlingen vonden het leuk om te doen en ik heb nog nooit zulke gezellige en ontspannen lessen gehad…
Nu overweeg ik me te laten omscholen tot docent beeldende vorming. ;-)

Het resultaat was een tafel vol prachtige kerstkaarten en een heleboel blije (en soms een tikkeltje ontroerde) docenten. Zo mooi om te zien.

Ik wens al mijn bloglezers Joyeux Noël et Bonne Année, èn: veel complimentjes in 2018.

Posted in Over onderwijs en lesgeven, Persoonlijke berichten | Tagged , | 1 Comment

Dag lieve leerlingen

Op donderdag 30 november publiceerde NRC een stuk van schrijver en docent Nederlands Sip Markink, met de dramatische kop: “Mij is het onderwijs voorgoed kwijt.” 
Precies een week daarvoor had ik mijn ontslag aangeboden bij de directeur van de school waar ik werk als docent Frans.

Ik herkende zo veel in het verhaal van Sip dat ik het zelf had kunnen schrijven (op de piemels en homoseksualiteit na). Het maakte me verdrietig om te lezen hoe hij, een jonge man die met veel enthousiasme en humor aan de baan was begonnen, al in drie jaar opgebrand raakte en als een berg ging opzien tegen het lesgeven. Tegelijkertijd vond ik het geruststellend om te lezen dat er meer mensen zijn zoals ik, die echt contact willen maken met pubers en eigenlijk juist heel geschikt zijn als docent, maar die de belachelijk hoge werkdruk niet accepteren en er uiteindelijk voor kiezen om eruit te stappen.

Ik hoor u denken, hoezo ‘belachelijk hoge werkdruk’, met al die schoolvakanties? Dat is een hardnekkig misverstand; alle ‘vakantiedagen’ van leraren worden gecompenseerd, waardoor ze op jaarbasis niet meer vakantie hebben dan werknemers in andere beroepsgroepen. Sterker nog, leraren in Nederland (zonder uitzondering, durf ik wel te stellen) werken gigantisch óver. Er bestaat namelijk zoiets als een ‘normjaartaak’, een ondoorzichtige papieren draak die niemand begrijpt en die in elk geval niet klopt met de werkelijkheid. In de normjaartaak staat beschreven hoeveel uren je als docent in een jaar aan bepaalde taken moet besteden, lesgebonden en niet-lesgebonden taken. Dat klinkt op zich goed, maar leraren doen duizenden taken extra die niet in die normjaartaak staan beschreven en die ze niet kunnen doen binnen de uren waarvoor ze worden betaald. Vrijwilligerswerk dus eigenlijk. En er valt weinig aan te doen.

Een voorbeeld: tijdens mijn eerste baan als docent moest ik met het hele docententeam van een ‘moeilijke’ klas een aantal extra vergaderingen/workshops volgen, en toen ik vroeg of deze uren ergens werden genoteerd voor je normjaartaak was het antwoord van collega’s: (hoongelach) ‘Nééééééé… wélkom in het onderwijs!!!’
Het geroutineerde cynisme van dat collectieve antwoord van collega’s vond ik opvallend, en het boezemde mij -startend docent- angst in, want ik begreep dat het niet gebruikelijk (en erg naïef!) was om dit soort vragen te stellen en ik wist meteen dat mijn ervaren collega’s zich allang bij de situatie hadden neergelegd. Wetend dat het burn-out percentage in het onderwijs enorm hoog is. Het gevolg: ik voelde me onveilig.
Kort daarna raakte ik overspannen. Voor het eerst in mijn leven en in mijn eerste baan als (parttime!) docent Frans. Welkom in het onderwijs.

Wat volgde was een lange en uitputtende zoektocht, waarin ik probeerde uit te vogelen of ik geschikt was voor deze baan, en andersom. Ik had er tenslotte keihard voor gewerkt om mijn universitaire bachelordiploma en lesbevoegdheid te behalen, en ik was er niet voor niets aan begonnen, ik was verliefd op het onderwijs. Er is namelijk niks mooier dan anderen inspireren. De momenten waarop het me lukte om leerlingen te motiveren en zelfvertrouwen te geven zal ik nooit vergeten. En ik ga daar ook zeker niet mee stoppen. Daarvoor is het me te dierbaar.
Maar ik stap nu wel, net als Sip, uit het onderwijssysteem. Ik ga zzp’en, freelancen. Of misschien moet ik het freestylen noemen.

Ik heb er lang over gedaan (té lang, volgens mijn vriend, die me vaak huilend en uitgeput zag thuiskomen), maar ik weet het nu zeker: ik gedij beter buiten het systeem. Als ik me moet bezighouden met dingen als toetsen en cijfers invoeren, orde houden, streng en consequent zijn, straffen en lik-op-stukbeleid (serieus, niet zelf verzonnen!), dan druist dat tegen mijn natuur in en dan verlies ik mijn levenslust. Klinkt esoterisch, maar het is echt zo, ik raak er lichamelijk en geestelijk uitgeput van, op het depressieve af. Daarom ga ik andere wegen zoeken, waarbij ik al die dingen geraffineerd kan omzeilen en tóch in het onderwijs kan werken. Wegen waarbij ik me vooral kan richten op creativiteit, verbeelding en het loskomen van regels en prestatiedruk. Dát is wat ik wil doen en wat ik wil doorgeven, en er is in deze tijd een grote behoefte aan. Ik heb al een beginweggetje gevonden, daarover binnenkort meer. (Cliffhanger vanjewelste, ha!)

En schrijven natuurlijk. Ook zoiets: sinds ik in het onderwijs werk is mijn creativiteit ver te zoeken. Behalve papers voor mijn studie kreeg ik amper nog een letter op papier. En dat is wat ik het liefste doe: schrijven. Kinderboeken, toneelstukken. Dat ga ik weer doen.

Gelukkig zijn er ook docenten die het wèl redden in het systeem. Gisteren bij de vrijmibo zei een collega met rode konen van enthousiasme: ‘Ik vind het de laatste tijd steeds leuker worden! Ik kom met plezier naar school, ik heb lol met collega’s en ik heb alléén maar leuke klassen.’ Stiekem was ik een beetje jaloers op hem, en dacht: verdomme, dit wil ik óók! En tegelijkertijd dacht ik: koesteren, deze docenten!
Ik hoop dat ministers en schoolleiders meelezen. En ik hoop vurig dat leraren -ervaren en startend- samen durven strijden voor minder werkdruk en betere voorwaarden. Vooral de ervaren leraren, want als starter heb je eigenlijk geen idee waar je aan begint. En tegen de tijd dat je het weet ben je murw. Dan is het: méé of eruit.

Allez, eruit dus. Weer een docent minder.
Maar mij is het onderwijs niet voorgoed kwijt. Nog niet…

En deze hartverwarmende dingen zal ik niet vergeten:

Nadat ik had verteld dat ik zou weggaan zei Duncan, een lieve, gevoelige brugklasser (en theaterliefhebber, net als ik): ‘Ik vind het wel goed dat u uw hart volgt!’

En 3V2, mijn plofklasje met 32 lekkere eigenwijze vwo-leerlingen, reageerde op dat nieuws met veel ‘aaaaah’s’ en ‘we zullen u gaan missen’ en ‘wilt u niet tóch blijven?’

Dag lieve leerlingen. Ik ga nog één week van jullie genieten, tot de kerstvakantie. Jullie redden je wel. Wees maar extra lief voor leuke docenten. Goed luisteren en af en toe een complimentje geven, vinden ze fijn. Docenten zijn net mensen. ;-)

 

Posted in Over onderwijs en lesgeven | Tagged , , , , | 26 Comments

Leraren zijn toch niet gek?!

Bron foto: catterynomoya.nl

Johannes Visser schreef twee dagen geleden een column voor de Correspondent, getiteld: Fulltime lesgeven? Ik zou het niet kunnen (en willen)

Ik herken me hierin, als beginnend docent Frans, en ik denk dat veel leraren zich erin herkennen.

Lessen voorbereiden kost veel tijd.
Alleen ‘standaard’ lessen al (vanwege de administratie), laat staan zelfontworpen en per klas op maat gemaakte lessen die behalve leerzaam óók nog leuk zijn en waarbij je probeert te differentiëren (voor zover dat mogelijk is in volle klassen met leerlingen die extra tijd vragen en binnen 50 minuten, minus wisseltijd en praktische organisatie in het lokaal).
Die tijd heb je niet binnen je uren.

Bovendien moet er veel getoetst en nagekeken worden, want uiteindelijk word je als docent, als leerling en als school afgerekend op resultaat (cijfers).

Resultaat van dit systeem: leraren hebben het gevoel dat ze tekort schieten (wat misschien ook zo is), òf gaan in hun vrije tijd lopen bijspijkeren en lessen ontwerpen, waardoor ze (vaak hoog opgeleid) nog minder verdienen en belangrijke privétijd inleveren.
Beide gevallen veroorzaken stress en kunnen leiden tot de vraag:
Ja maar, ik ben toch niet gek?!
Als je al lang in het onderwijs zit kun je vaak niet anders dan blijven (tenzij je ziek wordt en uitvalt), maar als je nieuw binnenkomt kun je eieren kiezen voor je geld en iets anders gaan doen. Of je kunt parttime gaan werken en daar toch genoegen mee nemen, zoals Johannes Visser. Maar eigenlijk help je daarmee andere leraren niet.

Tenzij je erover schrijft.

 

 

Posted in Over onderwijs en lesgeven | Tagged , , | Leave a comment

Nederlandse cultuur in de uitverkoop

Vandaag publiceert de NOS een alarmerend bericht (onder ‘economie’) waarin de Sociaal Economische Raad en de Raad voor Cultuur waarschuwen voor uitholling van de culturele sector.

Dit was te verwachten, gezien het politieke beleid van de afgelopen jaren en de manier waarop er in dit land wordt gepraat en gedacht over kunst en cultuur.
Iedereen maar emmeren over ‘onze Nederlandse cultuur’, maar behalve voor wat Hollandse tradities hebben Nederlanders doorgaans weinig hart voor kunst en cultuur. Dat gaat van onnozele opmerkingen als ‘dat kan mijn nichtje van drie ook’ tot het tendentieuze ‘linkse hobbies’ (waarom zou kunst links zijn?), en alles daar tussenin. 

Tegen kunstenaars wordt gezegd dat ze zakelijker en commerciëler moeten worden, maar commercie en kunst druisen tegen elkaar in. En ironisch genoeg verdient de kunstenaar zelf vaak het minst, waar anderen in of rond de culturele sector wel kunnen rondkomen of soms zelfs een dikke boterham verdienen.

Ik spreek uit ervaring. Een voorbeeld: het schrijven van een goed kinderboek kost veel tijd (soms een jaar of een paar jaar), maar er is geen droog brood mee te verdienen. Even concreet: als auteur krijg je 8% van de verkoopprijs van een kinderboek (bij een prentenboek nog minder), na aftrek van 6% btw. Reken maar uit, dan moet je heeeeel veel boeken verkopen om zelfs maar een minimum inkomen te halen. Publieksbereik en verkoop zijn dus heel belangrijk, en de meeste schrijvers die ik ken maken zelf actief reclame voor hun boeken, maar dat kost ook weer geld en tijd. De tijd en energie die je gebruikt voor verkopen kun je niet gebruiken voor het schrijven. Als je geluk hebt win je een prijs (zoals in mijn geval) en kun je weer even vooruit. Maar dat is niet structureel en lang niet iedereen heeft die mazzel. Het komt er vaak op neer dat je ander werk gaat doen om geld te verdienen, en zo kom je minder (of in het ergste geval helemaal niet meer) toe aan het schrijven van goede boeken. De term ‘goede boeken’ is link en ik ga het niet definiëren, maar iets goeds maken kost tijd en is vaak juist niet gericht op de markt. Dat geldt ook voor alle andere kunstvormen.
Het is dus niet zo dat wat goed verkoopt ook goed is, of andersom.
En een kunstenaar is geen zakenman, anders was hij wel zakenman geworden.
Marktwerking in de kunst werkt niet. Net zo min als in de zorg.

In Frankrijk verwijzen publieke figuren en politici regelmatig naar kunst, waarmee ze laten zien de cultuur werkelijk te kennen en belangrijk te vinden. Dat gebeurt hier zelden, we zien zelden een politicus die kunst of literatuur verweeft in zijn of haar betoog op een manier die burgers inspireert. Vaak wordt het onderwerp ‘cultuur’ gekaapt door politieke clowns die de boel willen ontregelen, en door politici die de rol van kunst en cultuur in de samenleving willen verkleinen. Met succes, zoals we de afgelopen jaren hebben gezien en zoals nu weer door het NOS-bericht wordt bevestigd.

De vraag is: samenleving, wat wil je? En politiek, waar sta je voor?
Vindt u de Nederlandse cultuur echt belangrijk?
Doe dan iets, en doe het snel.

PS: De titel van dit blog heb ik zelf bedacht, maar de zin bleek al eerder te zijn gebruikt. Alsof de duvel ermee speelt. Google voor de aardigheid maar ‘s op “Nederlandse cultuur in de uitverkoop”.

Posted in Nieuws | Leave a comment

Herhallo

Bron: www.clarev.com

 

Ik lijd al dagen aan ernstige bewegingsarmoede, doordat ik twee papers moet afmaken en uren zit te denken en te schrijven (toch schrijven!)

Ik moest even wandelen van mezelf, en liep langs het water. Beetje zonlicht vangen. Afgedankte kerstbomen spotten.

Tijdens dat rondje kwam ik twee keer dezelfde vrouw-met-hond tegen.
De eerste keer zei ik ‘hallo’. De tweede keer aarzelde ik… en wilde zoiets zeggen als ‘herhallo’, maar dat bestaat niet.
En toen miste ik Frankrijk weer even. Daar hebben ze een woord voor als je iemand twee keer (of vaker) op een dag tegenkomt: Rebonjour.
Wat her-goeiedag betekent, en ook ‘hé grappig, we komen elkaar weer tegen!’
Het is spreektaal en wordt vrij vaak gebruikt, soms met de toevoeging: La troisième fois qu’on se croise, on boit un verre! (Als we elkaar een derde keer tegenkomen, drinken we een glas!)
Gelukkig ben ik de vrouw-met-hond geen derde keer tegengekomen…

 

PS: Over woorden verzinnen gesproken, ik dacht dat ik ‘bewegingsarmoede’ zelf verzon, maar dat blijkt een bestaande aandoening te zijn. Daar heeft het Nederlands dan wèl weer een woord voor.

 

Posted in Over Frankrijk en de Franse taal | Tagged | Leave a comment

Hadden we maar

Het is al een tijdje stil op dit blog, en waarschijnlijk blijft dat nog even zo. De afgelopen jaren waren pittig. Ik had mijn energie nodig voor andere dingen en heb weinig geschreven, behalve papers en een scriptie voor mijn studie (ook belangrijk en heel leerzaam). Ik wil zeker weer gaan schrijven, ik weet alleen nog niet hoe, of wat. Gewoon beginnen, elke dag schrijven, hoor ik een vriendin in mijn hoofd zeggen (wees gerust, ik hoor geen stemmen). Alleen werkt het zo niet bij mij, denk ik steeds. Maar misschien heeft ze gelijk.

2016 was voor velen een zwaar jaar. Er leek meer ellende dan anders in de wereld, en er stierven veel belangrijke en beroemde mensen. Hoe erg ik dat ook vond, voor mij was dit de grootste ramp: mijn moeder ging dood. Na een pittig ziekbed koos ze voor euthanasie, omdat er geen andere uitweg meer was. Ze stierf in mei, terwijl de lente volop bloeide en de merels buiten zongen (een speciale in de boom voor haar raam in het hospice).
En ik, die nota bene vaak schreef over de dood, weet nog steeds niet hoe ik moet rouwen. Eén van de ergste dingen die me konden gebeuren, is gebeurd, en dat is een vreemde gewaarwording. Ik heb vaak geprobeerd te bedenken hoe dat zou zijn, een wereld zonder haar, maar daar kon ik me eigenlijk niks bij voorstellen. Nu weet ik hoe het is. En tegelijk weet ik het niet. Niet echt.

Ik mis haar. Een open deur van jewelste. Maar wat mis je dan precies? Bijvoorbeeld haar humor. Onze humor. Ik zag de tekening van Gummbah en dacht meteen: die zou mama leuk vinden. Het deed me denken aan een scène uit ons leven (ergens in mijn puberteit) :

Na de scheiding durfde mijn moeder de verwarming niet zo hoog te zetten, bang voor een onbetaalbare energierekening. Het was een koude winter en op het grote raam in de huiskamer stonden dikke ijsbloemen, ruim een halve meter hoog. Mama en ik zaten in zelfgebreide truien achter de ijsrand naar buiten te kijken, waar weinig gebeurde. Het toppunt van opwinding was een man op een brommer, die traag door de besneeuwde straat reed, van rechts naar links. Toen hij bijna uit beeld was zei mijn moeder heel droog :
“Hadden we maar een brommer…”
Daarna kregen we de slappe lach.
Om de situatie. Om alles.

 

Posted in Persoonlijke berichten | 8 Comments

Zo’n meisje

Zo’n meisje, dat voor ze het lokaal uitloopt nog even ‘Bedankt voor de les’ zegt…

zou ze weten hoe fijn dat is?

 

Posted in Over onderwijs en lesgeven | 2 Comments