Morgen is het een jaar geleden dat we ons huis kochten en we zijn nog steeds bezig met de verbouwing. Dat is niet iets om van in paniek te raken. Sommige mensen doen tien jaar over een verbouwing, anderen doen het in twee maanden, er valt geen peil op te trekken. Ik ben nooit zo van de ‘handenarbeid’ geweest, en moet al geruime tijd, tegen mijn natuur in, klussen. Dat valt niet mee. Klussen is hondsmoeilijk. Voor sommige mensen is een spijker een spijker en een muur een muur, maar voor mij veranderen de dingen steeds van aard en gedaante, al naar gelang hoe ik me voel. Dat is vreselijk vermoeiend. En het is confronterend. Het is alsof ik door het klussen steeds beter zie hoe weinig ik weet van de wereld, hoe weinig ik kan, en hoe hulpeloos ik ben. Vooral dat laatste. Ik denk dat ik het in de rauwe werkelijkheid, in de natuur, de echte ruige natuur, niet lang zou volhouden…
Dit klinkt allemaal heel dramatisch. En dat is het ook. Neem nou gisteren. Ik dacht vol goede moed ‘even’ een muurkast te gaan aanpakken. Het leek me makkelijk, het leek me iets dat ik kón: gaten plamuren, latjes tegen de muur schroeven, planken erop, klaar! Maar al gauw bleek dat niks recht was. Alles was scheef. En dan krijg je er geen plank tussen, tenzij je hem helemaal -scheef- op maat maakt. Dit bedoel ik. Van zoiets raak ik in de war. Als ik in zo’n scheve muurkast kijk, heb ik het gevoel bij mezelf naar binnen te kijken. Ik heb niet de kennis, de handen en de kalmte om die scheefte op te lossen. Mijn oplossing zou zijn: we doen het toch, we schroeven latten tegen de muur en doen de planken er gewoon in, schots en scheef, met kieren en gaten ertussen. Maar als je dat doet, raakt het in verval. Op den duur. Alles staat op instorten. Je kunt de deur van de scheve muurkast dichtdoen, maar je weet wat erachter zit. Van buiten is er niets te zien, de deur van de kast staat mooi in de lak. Maar achter die deur is het verval in volle gang.
Op goede momenten is alles mooi. Dan zie ik hoe we ons bijna honderd jaar oude huis verzorgen. Het huis is stevig en goed gebouwd, zoals ze dat vroeger nog konden, en het enige dat wij hoeven doen is de boel opfrissen, zodat het er weer honderd jaar tegen kan. Maar op slechte momenten zie ik mezelf: onhandig, hulpeloos, in staat van verval en honderd keer uitvergroot.






